Natuurinclusief boeren heeft alles te maken met diversiteit, en die diversiteit kun je vergroten door de teelt van ‘vergeten’ rassen. Meer genetische diversiteit is een belangrijke factor voor het zelfregulerend vermogen van een natuurinclusief landbouwbedrijf.
Arme grond geschikt voor oergranen
Uit onderzoek blijkt dat oergranen zoals eenkoorn, emmer en rivettarwe het goed doen op een arme grond die nauwelijks bemest wordt. Daarnaast valt de beperkte ziektedruk op bij eenkoorn en is het graanhaantje geen probleem bij emmertarwe. De verwerking van oergranen vereist echter wat meer aandacht en ook het bakken is anders dan bij standaard tarwerassen. Toch kan de teelt van oergranen interessant zijn vanwege een groeiende vraag naar authentieke, regionale rassen en glutenarme voeding.
Brede genetische basis
Ook in groenten zijn proeven gedaan met zaadvaste, niet-veredelde rassen van onder meer wortel, prei, rode biet en pastinaak. Het doel was om tot meer diversiteit te komen op het veld, in het winkelschap en op het bord van de consument. De meest smaakvolle variëteiten hadden doorgaans een hoger drogestofgehalte dan hun veredelde variant, maar waren wat moeilijk te bewaren. Verder bleken rassen met wat lagere opbrengst beter te scoren op smaak dan rassen met een hoger tonnage. Dankzij aandacht voor onbekende rassen verbreden we de genetische basis.
Wil je meer weten? Download dan de brochure Werken aan diversiteit in tarwe en groenten of Diversifood: werken aan meer diversiteit in het voedselsysteem.
